Nu ik toch aan het schrijven ben over ongezonde baksels, wil ik ook nog wel iets kwijt over kersentaart.
Ik was laatst jarig. Dat viel in het weekend, maar het was desondanks een prima reden om taart mee te brengen naar het werk, aldus één van mijn collega’s. Dat was ik wel met haar eens en dus toog ik op de vrijdag voor mijn tweeënveertigste met wat kerstgebakjes en een halve kersenvlaai naar Bladel.
De dag was nogal druk bezet en dat deed mij besluiten om al dat gebak maar meteen om negen uur uit te delen. Er werd door allerlei mensen van genoten, alleen was de collega die aanstuurde op de taart nog niet op locatie. Daar bleef een stukje vlaai voor achter.
Ergens in het drukke schema van die dag werd ik bij een dame geroepen die achteruit leek te gaan. Ze wilde niet uit bed en niet meer eten en drinken. Er was geen duidelijk aanwijsbare oorzaak voor en bij oude mensen is dat soms een teken dat hun einde nadert.
In gesprek met de betreffende dame werd ze wat emotioneel en vertelde angstig te zijn voor het einde. De aanwezigheid van haar familie stelde haar dan wel weer gerust en het idee dat ik de geestelijk verzorger voor haar zou bellen deed ook goed.
De verpleegkundige die bij het gesprek was vroeg vervolgens aan mevrouw of ze misschien toch wat zou willen eten en daarop antwoordde ze vrij ad rem ‘ik wil wel taart’. Dat kon natuurlijk geregeld worden, maar de kersentaart die ze het liefst wilde bleek niet in huis.
Daarop ging er bij mij een lampje branden, want er stond nog een stukje kersenvlaai op mijn collega te wachten. Hoewel ik ergens jammer vond voor de betreffende collega, was de beslissing om de vlaai toch aan de mevrouw te geven snel genomen.
Ik kan het wel waarderen als dingen zo op hun plek vallen en de collega die geen taart kreeg gelukkig ook. Mooi dat het zo uitkwam en mijn verjaardag zelfs zo aan het richting het einde van een leven werd gevierd. Je zou bijna gaan denken dat toeval niet bestaat.