Toen de man en ik ooit in een vorig leven zo’n beetje aan het eind van de studies geraakten en het begin van ons werkende leven, werd het ook tijd om het studentenhuis om te ruilen voor een ‘echt’ huis. Daar was als starter in de randstad ook toen al niet aan te komen en aangezien we behoorlijk wat inschrijftijd bij het sociale woonbedrijf in Eindhoven hadden, zijn we onze peilen gaan richten op het Brabantse.
We reageerden op alles wat los en vast zat, maar heel erg opschieten deed het niet. Maar na een aantal maanden mochten we ineens op allerlei bezichtigingen komen. Dat gold ook voor een klein arbeidershuisje vlak bij de DAF-fabriek.
We stonden buiten de top tien voor dit huis, na de bezichtiging in de top drie en hoorden binnen een paar dagen dat we het mochten huren als we wilden. Dat was natuurlijk een teken aan de wand. De buurt waarin het huisje stond was een zogenaamde ‘Vogelaar wijk’ en stond niet al te best te boek.
De man en ik vonden het eigenlijk wel mooi, zo’n volksbuurt en grepen deze kans met beide handen aan. Het huis bewoonbaar krijgen was nog best een klus, het was erg duidelijk dat de bewoner voor ons weinig op had met schoonmaken én er een hondenschare op na had gehouden. Om mijn moeder maar eens te citeren:
Er kwam een halve hond achter die radiator vandaan
Toen we het huisje eenmaal wat hadden opgeleukt en ingericht was het werkelijk prima. We hebben er een aantal jaar met veel plezier gewoond. Hoewel er inderdaad geregeld incidenten voorkwamen, hebben wij het altijd goed kunnen vinden met onze buurtbewoners. We waren dan anders dan de rest, maar hadden toch goed contact.
Wat ons heel erg opviel daar, was dat het leven zich er voor een goed deel in de voortuinen afspeelde. Zodra het weer het toeliet, zat men eigenlijk altijd voor het huis en deelde lief en leed met de buurt. De sociale controle was er daarmee altijd aanwezig en stil was het er vrijwel nooit.
Hoewel de situatie waarin we nu wonen geheel anders is, hebben we goed contact met onze buren. Toen de buurvrouw op zaterdagavond vroeg of we even zouden bijkletsen in de voortuin moest ik denken aan ons vorige huisje. En greep wederom de mogelijkheid met beide handen aan.
Zo’n quarantaine leidt tot dus hier en daar toch ook tot grappige dingen. We zaten gezellig op afstand in de tuintjes en konden rekenen op verbaasde voorbijgangers. Zo werd maar weer eens duidelijk, beter een goede buur dan een verre vriend.