Echt heel spannend zijn de weekenden bepaald niet het afgelopen jaar. Waar we tot de uitbraak van een zeker virus zeer geregeld op pad gingen om een nieuw museum te ontdekken, naar een leuke uitspanning met speeltuin fietsten of op familiebezoek gingen, blijven we nu voornamelijk thuis.
Nog steeds fietsen we geregeld een rondje, maar de motivatie is zonder terras en speeltuin toch aanzienlijk minder bij de oudste twee kids. Al te enthousiast gaan treinen zien we ook niet echt zitten en met opa’s en oma’s in risicogroepen en mijn werk in een soort van Corona-brandhaard is al te veel familiebezoek niet echt handig.
Dan zou je denken, al die klussen in huis zijn inmiddels wel klaar met al die tijd thuis. Maar zo werkt het ook niet helemaal. Want hoewel de kids het heerlijk vinden om thuis te spelen, zettend ze de toko tegelijkertijd flink op stelten en bestaat er een soort uitlaatnoodzaak.
Die uitlaatnoodzaak is zeker ook bij de man aanwezig en daarom besloten we op de vrije zondag maar weer eens tot een bezoekje aan David Lloyd. De kinderen in de kidsclub en de man en ik bij wijze van variatie aan een nieuwe sport.
Nou ja, nieuw. De man tenniste in zijn jeugd heel veel en ik deed in mijn studententijd wel eens een poging. We wisten derhalve met succes rackets en tennisballen op te diepen en gingen gezellig aan de slag.
Het was een belevenis op zich. De grips van tennisrackets blijkt na een aantal jaar simpelweg te vergaan en we stonden beide steeds verpulverde tape van onze handen te vegen. Dat mocht de pret natuurlijk niet drukken en we vermaakten ons prima.
Ik constateer dat tennis nog steeds een leuk spelletje is en dat ik er nog steeds weinig van kan. Dat is geheel duidelijk geworden op de foto waar ik met het verkeerde been voor, half achterover vallend een bal op probeer te lepelen.
Desalniettemin was het dus best een succes om weer eens te gaan tennissen. De man sloeg me overigens volledig van de baan in het wedstrijdje dat we gaan spelen. En nu wil ik meer oefenen voor de revanche.