We waren recent bij de schoonouders in Dalfsen aan t logeren. Zij wonen, om het zo maar eens te zeggen, buitenaf. Tussen de weilanden en als je vanuit de achtertuin door een poortje stapt, sta je opeens midden in het bos.
Daar hobbelen we natuurlijk geregeld rond en op één van de struinavonturen stuitten we op een muis. Een dode wel te verstaan, als het beest nog had geleefd was ie heus aan de kant gegaan voor de wervelstormpjes die langs kwamen.
Nu heb ik het bepaald niet op muizen, maar in dode toestand kan ik er iets beter mee dealen. Toch was ik op mijn hoede, want wat doet een dode muis midden op het pad? Waarom is hij niet ergens op een iets beschuttere plek gaan liggen om dood te gaan en waarom is hij niet door allerlei andere beesten opgenuttigd?
De groepdriezoon en vooral de kleuterdochter werden niet gehinderd door dit soort vraagstukken. Ze hebben het beestje bijzonder geïnteresseerd bestudeerd. Ik kon er nog net voor zorgen dat ze het beestje met een stokje begonnen te verplaatsen in plaats van met hun blote handen. Dat laatste leek me namelijk niet bijzonder fris.
De peuterdochter was wat minder gecharmeerd van de vondst. Ze stond op een afstandje te roepen wat ze er van vond:
Piep, piep, muis, eng, moe, opa, oma.
Nu vindt ze op bet ogenblik alles eng. Maar ik dit geval moet ik haar toch wel een beetje gelijk geven. Schijnbaar maakte het behoorlijk indruk, want enkele weken later heeft ze het er nog over. Ik ben benieuwd of ze de angst nog te boven gaat komen.