Bij de lokale grootgrutter waren de asperges in de bonus en in een vlaag van verstandsverbijstering kocht ik er een stel.
Naar aanleiding van een stukje van Sylvia Witteman had ik namelijk aan een collega gevraagd hoe het nou precies zat met deze schijnbaar lastig te bereiden delicatesse. De collega deed het vrij gemakkelijk klinken en haar man is kok dus ze zal wel gelijk hebben.
Asperges dus, toch leuk dat ik die op mijn vijfendertigste eindelijk eens ging bereiden. Om het compleet te maken zorgde ik ook maar voor krieltjes en ham. Het ei heb ik achterwege gelaten.
Volgens de aspergeverpakking had ik een aspergeschiller nodig. Daar ging het al mis, die heb ik niet, maar een dunschiller bleek ook te werken. Vervolgens sneed ik de gevallen heel rigoureus in tweeen. Mijn pan was iets te klein.
Desondanks was ik prima tevreden met het resultaat. De asperges smaakten mij en de dreumesdochter prima. De peuter en kleuter waren minder enthousiast, maar dat is niet per definitie toe te schrijven aan mijn kookkunsten of de groenten.
Ze vonden het wel weer aardig dat ze ‘het witte goud’ op hun bord hadden liggen. De peuterdochter besloot na geproefd te hebben dat ze de mayonaise voor bij de aardappels voortaan het witte goud ging noemen.