De kleuterzoon mocht kiezen wat hij wilde eten. Tussen groene soep en hutspot. Het was namelijk restjesdag en dit waren de kliekjes. De peuterdochter hoef ik dit soort keuzes niet voor te leggen. Die eet het toch niet, al ga ik op mijn kop staan.
De kleuterzoon kon niet zo goed kiezen en opteerde voor lauwe groene soep (heet eten vindt hij zéér frustrerend) én hutspot. Een prima keuze, zo vond ik en leverde het gevraagde keurig aan.
Als we iets eten waarvan ik weet dat de peuterdochter het niet gaat willen eten, zorg ik maar voor een bergje rauw groenvoer. Op deze manier eet ze in ieder geval iets, en zelf knaag ik het ook graag weg. De peuterdochter at derhalve een halve komkommer en een puntpaprika.
De andere paprika, de blauwe grootgrutter verkoopt die dingen per twee, lag nog op het aanrecht toen de kleuterzoon zijn hutspot en groene soep naar binnen had gewerkt en zijn handen kwam wassen. ‘Mag ik een hapje?’ vroeg hij toen hij het ding tegenkwam. En terwijl ik zei dat hij wel een stukje mocht zette hij zijn tanden er in.
‘Nou, eet hem nu maar op’ reageerde ik daar weer op. Maar schijnbaar was het niet meer interessant nu het geval legaal naar binnengewerkt mocht worden.
Vandaar dat ik achterbleef met een puntpaprika waar een hapje uit is. Een beetje als het Apple logo, maar dan minder netjes. Ik kon even niet zo goed bedenken wat er nu precies zo erg is aan een voorgeproefde paprika en heb het ding maar gewoon terug in de koelkast gelegd.
Dan kan hij de rest mooi mee naar school nemen.