Ergens in de afgelopen tijd maakte een collega deze foto van één van onze zorgvragers en mij. Het was vlak na de overdracht van zeven uur (‘s morgens) en we liepen naar de afdeling. Ik vind het een mooi plaatje, en dat ie niet helemaal scherp is, maakt hem misschien wel nog mooier.
Allereerst om het beeld, er is een groot contrast tussen de dame en mijzelf. Zij is gekleed in een ochtendjas en op sloffen, ik heb mijn jas en tas nog in mijn handen. Desondanks lijken we toch aardig op elkaar afgestemd, we lopen hand in hand en er is interactie tussen ons. De oplettende kijker ziet ook dat we in dezelfde pas lopen hoewel ik duidelijk stuur.
Het hele plaatje heeft wat mij betreft een ontspannen sfeer en ik vind dat tof om te zien. Vlak na de overdracht met nog een hele dag voor de boeg zou je als zuster zomaar de neiging kunnen hebben om er maar eens een beetje tempo in te gooien. Er is immers altijd van alles aan de hand en er moet ook altijd veel gebeuren.
Toch is haast een slechte raadgever want je verliest de zorgvrager meteen als je een stap te hard loopt. Letterlijk en figuurlijk. Als je iets gedaan wilt krijgen, kun je juist maar beter vertragen. Een brein met dementie schijnt er zo’n zeven seconden over te doen om een vraag te verwerken. Hoe verwarrend moet het zijn als degene tegenover je maar door gaat terwijl je nog bezig bent met een reactie op de eerste vraag.
Vertragen dus. Dat zorgt ervoor dat processen zo soepel als mogelijk verlopen. En dat is dan weer voor iedereen fijner. Overigens zorgt het vertragen er ook wel eens voor dat er wat vertraging wordt opgelopen. En daardoor fietste ik op maandagmiddag dan weer met grote haast naar school om de kids te halen. Over contrast gesproken.